1923 - THE WILD SOUND OF THE 20S

Beschrijving

29 oktober 1923, een dag vol geschiedenis. Midden in een jaar van politieke en economische crisis werd het tijdperk van de publieke radio in Duitsland ingeluid met de eerste uitzending van de "Berliner Funkstunde", vanaf de zolder van een kantoorgebouw aan de Potsdamer Platz. De op dit album verzamelde componisten profiteerden niet alleen van deze ontwikkelingen, maar gaven er deels ook actief vorm aan. De componist Ernst Toch beleefde het crisisjaar 1923 in Mannheim, waar zijn "Danssuite" op. 30 met groot succes in première ging. In dit werk kon Toch zijn belangstelling voor interdisciplinaire samenwerking en nieuwe uitdrukkingsvormen verwezenlijken. Zijn fantasierijk gebruik van instrumenten is een van de meest fascinerende aspecten van de suite. De "Frauentanz" voor sopraan, fluit, altviool, klarinet, hoorn en fagot op. 10 van Kurt Weill, geschreven in de zomer van 1923, weerspiegelt de voor die tijd typische belangstelling voor kamermuziekbezettingen. Doorslaggevend was niet alleen een nieuw ideaal van klank en expressie, maar ook de ervaring dat in tijden van crisis stukken met kleine bezetting meer kans maakten om uitgevoerd te worden. Ernst Krenek had in Berlijn essentiële impulsen voor zijn werk gevonden; toen de crisis in de zomer van 1923 toesloeg, componeerde hij de "Drie Gemengde Koren" a cappella op. 22 op gedichten van Matthias Claudius. Krenek ontwierp deze volksliedachtige werken, geschreven door een tekstschrijver uit het tijdperk van de Empfindsamkeit, als parabels. Voor het feestelijke concert ter gelegenheid van de 50e verjaardag van de vereniging van de steden Boeda en Pest die in de herfst van 1923 de hoofdstad en residentiestad Boedapest vormden, creëerde Béla Bartók zijn "Danssuite" voor orkest. Een "nogal gevoelige kwestie", zoals de internationalistisch ingestelde componist in een privé-notitie verklaarde.